Regeling van de Minister voor Klimaat en Energie van 24 mei 2024, nr. WJZ/ 53039916, tot wijziging van de Tijdelijke regeling capaciteit (bemensing) decentrale overheden voor klimaat- en energiebeleid (Tijdelijke regeling capaciteit decentrale overheden v (2024)

ARTIKEL I

De Tijdelijke regeling capaciteit decentrale overheden voor klimaat- en energiebeleid wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de begripsbepaling van uitkeringsperiode vervalt de zinsnede ‘, een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 3, vijfde lid, van deze regeling’.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van de begripsbepaling van uitkeringsperiode door een puntkomma wordt een begripsbepaling toegevoegd, luidende:

Uitvoeringsperiode:

de periode van 1januari 2023 tot en met 31december 2025.

C

Artikel 3 wordt al volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€1.037.612.596,–’ vervangen door ‘€1.115.534.526,76’.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. De Minister kan voor een decentrale overheid op diens verzoek de uitvoeringsperiode van de specifieke uitkering verlengen met ten hoogste twee kalenderjaren.

D

Aan artikel 10 wordt, onder vernummering van het tweede tot het derde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Indien uit de verantwoordingsinformatie blijkt dat de specifieke uitkering niet in de in de verlening opgenomen periode volledig is besteed aan de uitvoeringsactiviteiten waarvoor deze is verstrekt, of onrechtmatig is besteed, kan de uitkering ter hoogte van het niet of onrechtmatig bestede deel door de Minister worden teruggevorderd. De Minister doet binnen een jaar na ontvangst van de verantwoordingsinformatie mededeling van de terugvordering aan de ontvanger van de specifieke uitkering.

E

Bijlage A wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

TOELICHTING

I Algemeen

Aanleiding

De regeling wordt aangepast met als doel het uitkeren van aanvullende uitvoeringsmiddelen voor 2024 en 2025. Daarnaast wordt er een wijziging doorgevoerd die mogelijkheid tot het reserveren van een uitgekeerd voorschot voor uitgaven in de 2 opvolgende jaren, uit artikel 3, vijfde lid, vervangt door een mogelijkheid tot verlenging van de uitvoeringsperiode van de specifieke uitkering. De aanvullende middelen zullen onder exact dezelfde voorwaarden als de eerder uitgekeerde middelen voor 2023 en 2024 besteed mogen worden door ontvangende gemeenten en provincies. De met deze wijzigingsregeling toegekende gelden, mogen besteed worden aan de in de regeling benoemde doelen, namelijk de voor de uitvoering van klimaat- en energie benodigde apparaatskosten.

Er wordt voor de jaren 2024 en 2025 €77.921.931 aan aanvullende uitvoeringsmiddelen ingezet. Deze aanvullende uitvoeringsmiddelen worden op twee manieren verdeeld over gemeenten en provincies. Allereerst wordt €45.494.825 verdeeld over alle gemeenten en provincies door gebruik te maken van dezelfde verdeelsleutel waarmee de initiële middelen zijn verdeeld. Het resterende gedeelte van de voor gemeenten beschikbare uitvoeringsmiddelen wordt niet via een verdeelsleutel verdeeld maar wordt toegekend aan gemeenten voor reeds door hen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) ingediende plannen. De RVO heeft eind 2023 een inventarisatie gedaan van plannen van gemeenten op gebied van zero-emissiezones, het aanleggen van zonneweiden en/of windparken en het aardgasvrij maken van woningen. Hierdoor ontvangen ambitieuze gemeenten de ondersteuning die zij nodig hebben. Omdat met name gemeenten te maken hebben met opgaven die ongelijk verdeeld zijn over het land is de planfinanciering alleen op hen gericht. Dit bedraagt in totaal €32.427.106. Via de tabel wordt duidelijk welke van de ingediende plannen zijn goedgekeurd. Alle gemeenten ontvangen daarnaast een bijgewerkte beschikking van de RVO waarin wordt toegelicht welke van hun plannen zijn goedgekeurd.

Daarnaast wordt de mogelijkheid tot het reserveren van 100% van het voorschot voor uitgaven in de twee kalenderjaren volgend op uitkering van het voorschot (artikel 3, vijfde lid) vervangen door een bevoegdheid voor de Minister om de uitvoeringsperiode te verlengen tot 31december 2027. Dit zorgt dat er geen discussie kan zijn over de mogelijkheid van decentrale overheden om de ontvangen bevoorschotting tot 2 jaar na afloop van de uitkeringsperiode te gebruiken voor het uitvoeren van de gesubsidieerde activiteiten en niet enkel voor het indienen van facturen van deze activiteiten. Als decentrale overheden een verlenging van de uitvoeringsperiode tot uiterlijk eind 2027 nodig hebben, kan de Minister deze verlenging op basis van artikel 3, vijfde lid, bewerkstelligen. De decentrale overheid kan de gesubsidieerde activiteiten dan nog uitvoeren binnen deze periode. Er zal met deze wijziging in de praktijk dus niet veel veranderen, maar het artikellid wordt op deze manier verduidelijkt en de verlenging van de uitkeringsperiode wordt beter geregeld.

Regeldruk

Deze wijziging van de regeling heeft geen regeldrukeffecten. Daarom heeft het ATR het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies. Deze regeling is puur gericht op provincies en gemeenten die geen aanvullende handelingen zullen moeten verrichten als gevolg van deze wijziging.

Vast verandermoment

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie ervan in de Staatscourant. Hiermee wordt afgeweken van het beleid inzake de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen in werking treden met ingang van een nieuw kwartaal (1januari, 1april, 1juli of 1oktober; zie aanwijzing 4.17, tweede lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving) en dat tussen de publicatiedatum en het tijdstip van inwerkingtreding een termijn van minimaal twee maanden in acht wordt genomen (aanwijzing 4.17, vierde lid). Deze afwijking kan in dit geval worden gerechtvaardigd doordat spoedige inwerkingtreding van de regeling in het belang is voor de decentrale overheden. Deze decentrale overheden zijn erbij gebaat zo snel mogelijk duidelijkheid te hebben over de hoogte van de specifieke uitkering die zij ontvangen. Spoedige inwerkingtreding van de regeling voorkomt ongewenste publieke nadelen. Hiermee is sprake van een situatie die valt onder de eerste uitzonderingsgrond van aanwijzing 4.17, vijfde lid.

II Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

In onderdeel A wordt de begripsbepaling van de uitkeringsperiode in artikel 1 aangepast en wordt de begripsbepaling van uitvoeringsperiode toegevoegd. Deze wijzigingen hangen samen met de wijziging van artikel 3, vijfde lid van de regeling, uit onderdeel C. De verwijzing naar artikel 3, vijfde lid wordt met deze wijziging uit de begripsbepaling van de uitkeringsperiode gehaald. Vóór inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling bevatte artikel 3, vijfde lid, de mogelijkheid tot het reserveren van het voorschot voor uitgaven in de twee kalenderjaren volgend op het jaar van uitbetaling van het voorschot. In de gewijzigde regeling is deze mogelijkheid vervangen door een verlengings-mogelijkheid van de uitvoeringsperiode. De uitkeringsperiode en de uitvoeringsperiode lopen ingevolge de gewijzigde begripsbepalingen in beginsel beiden van 1januari 2023 tot en met 31december 2025. In de uitkeringsperiode kunnen de decentrale overheden voorschotten ontvangen. De uitvoeringsperiode is de periode waarin de decentrale overheid de gesubsidieerde activiteiten mag uitvoeren.

Artikel I, onderdeel B

Het doen vervallen van de aanduiding ‘1’ is een puur technische wijziging. Artikel 2 bevat geen tweede lid en derhalve is de aanduiding van het eerste lid overbodig.

Artikel I, onderdeel C

Met onderdeel C wordt het subsidieplafond voor deze regeling opgehoogd van €1.037.612.596,- naar €1.115.534.526,76. Deze ophoging is het gevolg van de inzet van reeds voor deze regeling beschikbare middelen vanuit de begroting van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Deze aanvullende middelen worden nu ingezet omdat over de precieze inzet nog gesprekken liepen tussen Rijk en medeoverheden en de inventarisatie voor de planfinanciering nog niet was afgerond. Uit gesprekken tussen Rijk en medeoverheden is gebleken dat aanvullende middelen nodig waren. Ook is duidelijk geworden dat deze aanvullende middelen het meest doelmatig ingezet kunnen worden als deze gedeeltelijk ingezet worden om de eerder toegekende bedragen te indexeren en gedeeltelijk voor gemeentelijke plannen.

Daarnaast wordt het vijfde lid van artikel 3 aangepast. Dit heeft ermee te maken dat we de mogelijkheid tot het reserveren van het voorschot vervangen door een mogelijkheid tot verlenging van de uitvoeringsperiode. Als de decentrale overheid meer tijd nodig heeft om de gesubsidieerde activiteiten uit te voeren, dan kan de Minister de uitvoeringsperiode van de specifieke uitkering verlengen tot eind 2027.

Artikel I, onderdeel D

De wijziging van artikel 10 betreft een verduidelijking. In het eerste lid van het artikel staat dat de Minister niet conform verlening vaststelt als er niet (volledig) aan het doel is voldaan waarvoor de specifieke uitkering is verleend of als er niet is voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de specifieke uitkering. Het artikel specificeerde echter nog niet welk concreet gevolg dit had voor de hoogte waarop de subsidie in dat geval wordt vastgesteld.

Het tweede lid, dat met deze wijziging wordt ingevoerd, specificeert dat de uitkering ter hoogte van het niet of onrechtmatig bestede deel door de Minister kan worden teruggevorderd. Als hier sprake van is, doet de Minister binnen een jaar na ontvangst van de verantwoordingsinformatie mededeling hierover aan de desbetreffende decentrale overheid. Dit was reeds mogelijk onder de regeling, maar wordt nu ten behoeve van de duidelijkheid geëxpliciteerd.

Artikel I, onderdeel E

Met dit artikel wordt bijlage A bij artikel 3 gewijzigd. Deze bijlage bevat de verdeling van de financiële middelen tussen de decentrale overheden en daarbij ook een overzicht van de maximaal te ontvangen jaarlijkse voorschotten per decentrale overheid voor 2023, 2024 en 2025. De genoemde bedragen zijn exclusief de aan het BTW Compensatiefonds afgedragen BTW componenten.

De aanpassing van de bijlage is nodig omdat er meer financiële middelen beschikbaar komen voor deze specifieke uitkeringen. De bedragen uit 2023 zijn gelijk gebleven aan de bedragen die in de te vervangen tabel waren opgenomen, maar de bedragen voor 2024 en 2025 zijn voor zowel gemeenten als provincies verhoogd. Daarom worden de tabellen in het geheel vervangen. Met de verhoging van het subsidieplafond wordt dus ook de maximaal te ontvangen specifieke uitkering per decentrale overheid voor de jaren 2024 en 2025 opgehoogd. Ook waren in de te vervangen tabel nog geen bedragen opgenomen voor de aanvragen van specifieke projecten. Die plannen waren bij het opstellen van de regeling nog niet bekend en worden met deze wijziging aangevuld. De verdeling van de financiële middelen over de decentrale overheden wordt bepaald met behulp van een verdeelsleutel. Voor de verdeling van de beschikbare uitvoeringsmiddelen over individuele provincies is, in samenspraak tussen IPO en de provincies, een verdeelsleutel ontwikkeld op basis van het voorstel in het ROB-advies ‘van Parijs naar de Praktijk’. Voor de verdeling van de beschikbare uitvoeringsmiddelen over individuele gemeenten is door AEF in samenspraak met VNG en gemeenten ook een verdeelsleutel ontwikkeld. Daarnaast zijn middelen ingezet voor door gemeenten ingediende plannen op gebied van zero-emissiezones, het aanleggen van zonneweiden en/of windparken en het aardgasvrij maken van woningen. Gemeenten konden deze plannen indienen bij de RVO die beoordeelde of de plannen voldeden aan de gestelde voorwaarden en voor toekenning van een specifieke uitkering in aanmerking kwamen.1

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

Regeling van de Minister voor Klimaat en Energie van 24 mei 2024, nr. WJZ/ 53039916, tot wijziging van de Tijdelijke regeling capaciteit (bemensing) decentrale overheden voor klimaat- en energiebeleid (Tijdelijke regeling capaciteit decentrale overheden v (2024)
Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Tish Haag

Last Updated:

Views: 6198

Rating: 4.7 / 5 (47 voted)

Reviews: 94% of readers found this page helpful

Author information

Name: Tish Haag

Birthday: 1999-11-18

Address: 30256 Tara Expressway, Kutchburgh, VT 92892-0078

Phone: +4215847628708

Job: Internal Consulting Engineer

Hobby: Roller skating, Roller skating, Kayaking, Flying, Graffiti, Ghost hunting, scrapbook

Introduction: My name is Tish Haag, I am a excited, delightful, curious, beautiful, agreeable, enchanting, fancy person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.